Eerder die dag. Na een heerlijk rustige nacht op de in de vaargids aangeraden ankerplaats besluiten wij een dag aan boord te vertoeven. Dat komt goed uit want dan kunnen wij ankerwacht houden voor de Blabber terwijl Ben en Ingrid de gevangenis bezoeken. Als beide boten goed lijken te liggen besluiten ook wij in de middag een kijkje te nemen aan wal. We kiezen de andere kant van de baai en wandelen door niemandsland. Op een afgelegen weggetje stuiten we op een jong Cubaans stel. Een rode Lada staat geparkeerd in de bosjes. De dame leunt in haar bikini tegen de motorkap. Hij buigt over haar heen en kijkt haar diep in de ogen. Zij giechelt. We voelen ons indringers in dit liefdestafereel. We lopen snel verder en gaan terug naar Puff. We stappen net aan boord als we achter ons een gebrom horen. De Blabbers stuiven in de dinghy op ons af. Verhit vertelt Ingrid dat we nú naar Nueva Gerona moeten. "Niet met onze dinghy met 2 PK", roepen wij in koor. Het is een paar mijl varen naar de rivieringang en dan nog 2 mijl de rivier op voordat je de stad bereikt. "Jullie begrijpen me niet goed", zegt ze. "We moeten met de grote boten naar de stad. En het is geen verzoek!". Oh shit.
Dan volgt kort het verhaal. Ben en Ingrid troffen een dozijn overheidsfunctionarissen aan bij hun dinghy toen ze van de gevangenis terug keerden. Beambten in alle kleuren en smaken die Cuba rijk is. Politie, Douane, Grenspolitie. Het was A) niet toegestaan om met de dinghy 'zomaar' te landen op het eiland. Ze hadden zich B) niet gemeld bij de grenspolitie in de stad om tussentijds in te klaren op het eiland. En ze hadden C) hun boot onbeheerd achtergelaten. Dat laatste werd ondervangen door ons. Hoe dan ook. Illegale immigratie staat, zo blijkt, hoog op de lijst van misdaden tegen de staat. En een onbeheerde boot of dinghy is natuurlijk een buitenkansje voor een Cubaanse inwoner. Na enige uitleg en verontschuldiging werden de paspoorten ingenomen en werden ze gesommeerd om stante pede samen met de Puff de stad in te varen om ons te melden bij de Guardafrontera. De rivier zou 3 a 4 meter diepte moeten hebben. Als Ben en Ingrid richting de Blabber stuiven, roept Ingrid nog achterom: "En jullie zijn niet aan land geweest, oké!". Nee túúrlijk niet.
Nu we aan de kade liggen, komt direct een mannetje van de grenspolitie aan boord. We worden heel correct te woord gestaan. Alle functionarissen waarmee we tot nu toe in Cuba in aanraking zijn gekomen zijn uitermate aardig en correct. Al schromen ze zich niet om ongegeneerd met complimenten te strooien. "Mooie vrouw heeft u", zegt de functionaris tegen Leon. Ook gehoord: "Mooie naam voor een mooie vrouw". Er is slechts één regel: Regels zijn regels. Ben en Ingrid krijgen een officiële waarschuwing, zo vertelt het woordenboek hen. Ze moeten er zelfs iets voor ondertekenen. Verder heeft het nu geen consequenties. Voor ons zijn er geen problemen. We worden netjes ingeklaard op het eiland en we mogen er in ieder geval twee dagen aan de kade blijven liggen. Het worden er uiteindelijk vier. We kunnen er gratis liggen en tevens water tanken. Het terrein is beveiligd want we liggen bij de kleine ferry-terminal. Het begint langzaam tot ons door te dringen dat we spekkopers zijn. Een beschuttere plek hadden we ons niet kunnen wensen voor het afwachten van het koudefront. En we liggen midden in de stad.
We staan in de rij bij het wisselkantoor. De lokale bevolking heeft hun eigen munteenheid 'modena nacional'. In de volksmond ook wel CUP genoemd. Voor de toeristen is er een andere munteenheid, de CUC. Die staat ongeveer gelijk aan een US dollar. Wij willen CUC's in CUP's wisselen. "Ultimo?", vraagt een meneer naast me. "Uhm.Sí!... ik ben de laatste". In Cuba vraagt men gewoon wie de laatste in de rij is. Zo hoef je maar één persoon in de gaten te houden. Voorkruipen gebeurt hier niet. Tenzij je een klein kind bij je hebt of wanneer je ouder bent. Dan mag je overal vooraan aansluiten. Na het wisselen gaan we op weg naar de gevangenis. We gaan te voet en laten alle indrukken op ons inwerken. De stad is heel netjes aangelegd en goed onderhouden. Goede wegen en mooi aangelegde pleinen versierd met veel marmer en grote bomen voor het creëren van schaduw. Op een van de pleinen zien we tientallen mensen onder de boom staan met een mobieltje in de hand. Dit moet een internetpunt zijn. Internet is in Cuba niet in huis te krijgen of op je mobiel. Er zijn wél openbare internetpunten waar je kan inloggen met je mobiele apparaat. Daarvoor koop je internetkaarten. Deze worden op naam verstrekt zodat de overheid bij iedereen een oogje in het zeil kan houden. Communisme. De kaarten kosten 1 CUC oftwewel 1 USD per uur. Een modaal inkomen in Cuba is 12 tot 18 CUC per maand. Internet is dus een zeer kostbaar goed. Toch zien we veel smarttelefoons en het plein staat vol met mensen. Later zien we dat er vooral Chinese telefoons te krijgen zijn. Alles wat enigszins modern is, zoals electronica en vervoersmiddelen of landbouwwerktuigen, blijkt uit China of Rusland te komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten